14.12 Monitoring van wespendieven
Soort protocol
Onderzoeksmethode
Omschrijving protocol
Territoria van de Wespendief worden in kaart gebracht door in juli en augustus te posten op plekken met goed uitzicht, in de meeste gevallen vanuit een hoge top van een naaldboom of vanaf een open plek op de grond, zoals op heidevelden. Postsessies starten rond uur of negen ’s ochtends en in de regel word rond een uur of vijf ’s middags gestopt met waarnemen. In de regel werd gewerkt onder gunstige weersomstandigheden (windkracht kleiner dan drie) en zicht groter dan tien kilometer. Vanuit een hoge post kunnen Wespendieven bij normaal zicht in een radius van ongeveer twee kilometer worden gedetecteerd. Tweeëneenhalf uur waarnemen volstaat om paren te detecteren en in te schatten of er meer tijd moet worden gestoken in bepalen van het broedsucces. Bij het kiezen van de observatiepunten is het de bedoeling om alle beboste delen van de onderzoeksgebieden vanaf een afstand van niet meer dan twee kilomeer te observeren. Idealiter zouden alle punten daarbij op regelmatige afstand binnen de gebieden liggen, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. Bij ontbreken van geschikte boomtoppen, kan soms worden uitgeweken naar een boom net buiten het onderzoeksgebied.