1.203 Monitoring van amfibieën in Nederland 2015 (NEM)
Soort protocol
Onderzoeksmethode
Omschrijving protocol
Het meetnet is in eerste instantie gericht op gebieden waar aandachtssoorten voorkomen. In deze gebieden kan echter de ontwikkeling van de algemene soorten belangrijke aanvullende informatie geven.
Binnen de gebieden met aandachtssoorten volgen we dan ook alle soorten amfibieën, dus ook de algemeen voorkomende soorten. Met de veldbezoeken worden dus gegevens verzameld van alle soorten die in je gebied voorkomen. Het meetnet levert informatie voor de toestand en de verandering van amfibieënpopulaties in Nederland in samenwerking met het CBS.
Voor de verschillende soorten zijn deelprotocollen gemaakt vanwege de uiteenlopende onderzoeksmethoden die worden gebruikt.
1.203a standaard protocol alle soorten
Alle aanwezige amfibiesoorten worden geregistreerd. Monitoring dient plaats te vinden in de maanden februari t/m september (daarbuiten worden de waarnemingen op ongeldig gezet) en het streven is vier veldbezoeken. Bij de standaardmonitoring worden meerdere inventarisatie methoden gebruikt: na benadering van een water dan eerst luisteren, daarna (voorzichtig) langs de oever langslopen en zichtwaarnemingen doen en vervolgens kan geschept worden met een steeknet. Waarnemingen van de knoflookpad, vuursalamander, geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad (en deels boomkikker) worden binnen het Meetnet protocollair op ongeldig gezet omdat deze zijn ondergebracht bij de soortgerichte routes.
1.203b fuiken
Alle aanwezige amfibiesoorten worden geregistreerd. Monitoring dient plaats te vinden in de maanden februari t/m september (daarbuiten worden de waarnemingen op ongeldig gezet). Fuiken worden doorgaans ’s avonds geplaatst en ’s ochtends gecontroleerd. Met deze methode worden voornamelijk ingezet om watersalamanders en amfibielarven gevangen. Met deze methode worden dus nauwelijks tot geen gegevens verzameld van eieren, kikkers en padden.
1.203c luisterroutes rugstreeppad
Middels deze methode kan met een beperkte inspanning ’s avonds een relatief groot gebied worden onderzocht op de aanwezigheid van rugstreeppadden. Op de fiets of met de auto kan er op vaste locaties worden gestopt voor 1 a 2 minuten om te luisteren of er kooractiviteit is. De periode is half april t/m mei en het streven is drie veldbezoeken. Inzicht in de soort is noodzakelijk om de beste avonden te kunnen voorspellen dat er kooractiviteit is. Bijwaarnemingen worden op ongeldig gezet.
1.203d luisterroutes boomkikker
Middels deze methode kan met een beperkte inspanning ’s avonds een relatief groot gebied worden onderzocht op de aanwezigheid van boomkikkers. Op vaste locaties (bij wateren) wordt er geluisterd naar kooractiviteit. De periode is half april-mei en het streven is één tot drie bezoeken. Inzicht in de soort is noodzakelijk om de beste avonden te kunnen voorspellen dat er kooractiviteit is. Bijwaarnemingen worden op ongeldig gezet. Idem voor juveniele telrondes.
1.203e luisterroutes knoflookpad
De knoflookpad roept onderwater. Dat is ten dele met blote oor te beluisteren en/of met hydrofoon. Voortplantingswateren worden beluisterd op de aanwezigheid van de soort en het aantal roepende dieren wordt genoteerd. De periode is half april-mei en het streven is één tot drie bezoeken. Bijwaarnemingen worden op ongeldig gezet.
1.203f landtraject vuursalamander
De vuursalamander wordt ‘s avonds gezocht door het lopen van een vast landtransect. Het liefst als het regent met een temperatuur van boven de 8 ºC. In principe kan het hele jaar rond vuursalamanders worden gevonden, met hogere trefkans gedurende het voorjaar en najaar. Alleen (sub)adulte dieren worden gebruikt bij indexberekeningen. Juvenielen en larven worden protocollair op ongeldig gezet. Idem voor bijwaarnemingen.
1.203g geelbuikvuurpadmonitoring
De (sub)adulte geelbuikvuurpad wordt gedurende juni t/m augustus geteld door de oevers van de wateren te bekijken. Indexen worden berekend wat door professionals worden verzameld in de historische leefgebieden en in de nieuwe uitgezette leefgebieden (pas als er indicatie is dat de nieuwe populatie handhavend is, dus na zo’n 5 jaar).
1.203h vroedmeesterpadmonitoring
Larven van de vroedmeesterpad wordt gedurende juni t/m augustus gevangen met steeknet en geteld. Indexen worden berekend met veldgegevens die door professionals worden verzameld.
Bestanden
Meetnet Amfibieën ANLb
1.203 Protocollen Monitoring van amfibieën in Nederland 2024
1.203 Meetnet Amfibieën in het kort