Direct naar inhoud

Bijsluiter bij gebruik NDFF natuurdata

De NDFF bevat waardevolle, maar complexe natuurdata: het is niet eenvoudig om conclusies te trekken op basis van interpretatie en analyse van data. Deze bijsluiter informeert je over wat kan, en wat niet kan met natuurdata in de NDFF. Daarmee willen we de kans verkleinen dat onjuiste conclusies worden getrokken, of dat er een vertekend beeld van de natuur ontstaat.

Van natuurdata naar informatie over natuur 

De NDFF faciliteert het gebruik van betrouwbare natuurdata uit vele bronnen. Bijvoorbeeld voor kennisontwikkeling of het doen van uitspraken over de Nederlandse natuur. Daarbij ligt de verantwoordelijkheid van de uitspraken en de kwaliteit van onderliggende analyses bij de gebruiker. Om te komen van natuurdata tot informatie over de natuur, is diepgaande kennis vereist van veldbiologie, natuurinformatievoorziening én data-analyse.  

Mocht je twijfelen of je over voldoende kennis beschikt, dan kun je bij verschillende organisaties terecht voor advies. Deze organisaties hebben ruime ervaring in het delen van data met en gebruiken van de NDFF. Zie ook de pagina Toepassingen en informatieproducten.

Wat je moet weten over natuurdata in de NDFF  

Om natuurdata zorgvuldig te gebruiken, helpt het als je weet hoe de data tot stand komen. We nemen je mee in het proces: van waarneming in het veld tot natuurdata in de databank. Waar moet je op letten bij het gebruik? En wat zijn de typische kenmerken en uitdagingen van natuurdata? 

Kwaliteitscontrole 

Deze bijsluiter is zorgvuldig samengesteld door leden van de NDFF commissie kwaliteitsborging. Zie je foutjes of heb je suggesties voor verbetering? Geef deze dan aan ons door.

Kenmerken en uitdagingen van

  • Waarnemen in de natuur 

    • Nederland heeft relatief veel vrijwillige natuurwaarnemers en een uitgebreid professioneel monitoringsnetwerk. Toch is dat niet voldoende om alle soorten altijd en overal waar te nemen.  
       
    • Algemene soorten worden vaak gezien, maar niet vastgelegd. Dit gebeurt zowel bij vrijwilligers als bij gestructureerde monitoring. Bij die laatste staan algemene soorten vaak niet op de soortenlijst. Zeldzame soorten worden juist bovengemiddeld vaak vastgelegd, met name de eerste individuen van het seizoen. Dit is een onderdeel van het waarnemerseffect 
       
    • ‘Losse’ waarnemingen worden relatief vaak gedaan in natuurgebieden, vanaf wandelpaden, vogelkijkhutten en wegen. Dit is een onderdeel van het waarnemerseffect. Waarnemingen afkomstig uit structurele monitoring, zoals het NEM, zijn deels vlakdekkend en deels op basis van vaste meetpunten en -routes. Het inventarisatieprotocol geeft informatie over de aard van gegevensverzameling. 
       
    • Natuurwaarnemers zijn vooral actief rondom hun woonplaats. Dit kan resulteren in lokaal zeer volledige natuurgegevens van de betreffende soortgroep(en). 
       
    • De locatie van de waarneming is vaak de plek waar de waarnemer staat, niet de plek van de waargenomen soort.  
       
    • De mate waarin waarnemingen gedaan worden (de onderzoeksinspanning) is veel groter in natuurgebieden dan in het landelijk of stedelijk gebied. Dit komt met name door de voorkeur van de vrijwillige waarnemers voor deze gebieden. Professionele monitoring vindt meestal plaats in bestaande natuurgebieden. Professionele monitoring buiten natuurgebieden richt zich veelal op soortbescherming van een select aantal soorten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. 
       
    • Hoe groter de onderzoeksinspanning hoe hoger het aantal soorten dat wordt waargenomen. Daarom is standaardisatie van de duur van het tellen belangrijk om betrouwbare trends te kunnen berekenen. Maar vaak moet je meer doen dan standaardisatie om betrouwbare trends af te leiden. Dit komt door de invloed van seizoen, omgeving, weer en expertise van de waarnemer (trefkans). 
       
    • Vogels zijn zeer populair als soortgroep en kennen een grote groep deskundigen. Voor veel andere soortgroepen zijn weinig experts, zoals paddenstoelen, kevers, zweefvliegen en korstmossen. Dat beïnvloedt de compleetheid van het verspreidingsbeeld sterk. 
       
    • Het aantal waarnemingen stijgt de afgelopen decennia heel hard. Dit komt omdat het aantal waarnemers groeit, en de techniek steeds beter en gebruiksvriendelijker wordt. Denk aan apps met GPS-functionaliteiten.  
       
    • Er bestaan zogenaamde ‘witte vlekken’: locaties die nog niet goed in kaart gebracht zijn. Dat komt doordat gestructureerde meetnetten en betrokken mensen schaars en kostbaar zijn, waardoor er geen landelijke dekking is. Het gevolg hiervan is dat lokaal vaak geen uitspraken mogelijk zijn over (trends in) verspreiding, maar dat dit regionaal of landelijk wel mogelijk is. 
       
    • Als er een nieuwe populatie van een soort wordt ontdekt, nemen vanaf dat moment de hoeveelheid natuurgegevens van die soort toe. Het is waarschijnlijk dat in gebieden met een lage onderzoeksinspanning, er al een populatie aanwezig was voordat deze voor het eerst is waargenomen.  
       
    • De ontdekking en bekendmaking van aanwezigheid van een zeldzame soort heeft een aanzuigende werking op waarnemers: dit resulteert soms in een forse overrepresentatie van het aantal waarnemingen. Soms tot wel honderden waarnemingen van hetzelfde individu. 
       
    • Innovatieve technieken zoals sonar, radar, DNA, wildcamera’s, drones, remote sensing, warmtebeeldcamera’s en wildmicrofoons bieden nieuwe mogelijkheden, maar zitten nog deels in de ontwikkelfase. Deze technieken worden al wel ingezet om extra monitoring te verrichten, maar meestal nog op beperkte schaal. 
       
    • Als waarnemer heb je te maken met de trefkans: de mate waarin een soort waar te nemen is. Factoren voor de trefkans zijn bijvoorbeeld de herkenbaarheid van de soort (grootte, kleur, relatieve gelijkenis met andere soorten), het type habitat (open zandvlakte versus dicht struikgewas), weersomstandigheden (donker en regenachtig; zonnig en droog), populatiegrootte en -dichtheid. En tot slot de expertise en zintuigen van de waarnemer: zij worden door de jaren heen meestal beter in het waarnemen, tot het moment dat zicht en/of gehoor verslechteren.  
       
    • Veel soorten verplaatsen zich gedurende de dag: ze zonnen op de ene plek, foerageren op een andere plek en rusten weer ergens anders. Ze verplaatsen zich ook gedurende het jaar; hebben bijvoorbeeld een zomerverblijf en een winterverblijf of hebben een periode waarin ze werven. Daarom moeten beschikbare waarnemingen met behulp van kennis over de soort ruimer geïnterpreteerd te worden.  
    • Soorten eenjarige planten en bolgewassen (bijvoorbeeld orchideeën) kunnen één of meer jaren overslaan en lastig waarneembaar als bol of zaad in de bodem overleven. 
       
    • Waarnemers zien van de meeste soorten vooral de volwassen stadia. Bij veel insecten leeft het individu het grootste deel van het jaar als larve of rups en kan zich slecht verplaatsen. Daarom moet bij werkzaamheden zoals maaien rekening gehouden worden met dat er eitjes, rupsen of poppen in die vegetatie zitten, buiten de tijd dat de volwassen dieren rondvliegen. 
    • Waarnemingen omvatten veelal slechts een gedeelte van de populatie. Herhaalde waarnemingen waarbij een protocol gevolgd is zijn nodig om met voldoende zekerheid het volledige leefgebied en omvang van een populatie vast te stellen. De meeste waarnemingen in de NDFF zijn van één bezoek, een minderheid aan waarnemingen zijn feitelijk een vastgesteld territorium of leefgebied. In het tweede geval staat dat aangeduid in het protocol en/of telonderwerp. 
  • Het validatieproces

    • De natuurdata die je kunt bekijken en afnemen via de Flora & Fauna Verkenner of het Uitvoerportaal zijn gevalideerde waarnemingen. Dit valideren van waarnemingen gebeurt in het validatieproces, dat voor het grootste deel automatisch gaat en een klein deel handmatig. Na valideren is er voldoende zekerheid over de waarneming en komt deze beschikbaar in de NDFF voor andere gebruikers. Automatisch gevalideerde waarnemingen zijn binnen twee dagen beschikbaar, bij handmatige validatie kan het dagen of maanden duren omdat soortexperts de waarnemingen bekijken. Zij geven voorrang aan beleidsrelevante soorten.
    • De nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van natuurgegevens varieert tussen databronnen. Van sommige bronnen is de zekerheid lastig vast te stellen, zoals door een gebrekkige omschrijving of het ontbreken van bewijs in de vorm van foto, tekst of audio.
    • Er zijn onvoldoende middelen om alle waarnemingen in de NDFF (ruim 200 miljoen) foutloos in de databank te hebben. Zo kan de vermelde locatie afwijken: een waargenomen bossoort kan vanwege gebrekkig GPS-bereik aan de andere kant van het pad, of in een ander perceel staan. Of een soort kan toch een gelijkende soort zijn. Een waarneming kan onjuiste kenmerken bevatten, zoals onjuist geslacht of telonderwerp. Ook kan een waarneming niet daadwerkelijk gedaan zijn, maar bewust wel doorgegeven, en toch als waarschijnlijk worden aangemerkt in het validatieproces.
    • Kwaliteitsborging van de NDFF natuurdata omvat het vinden van een balans in juistheid en volledigheid: strengere controle betekent een langere doorlooptijd, en dus tijdelijk een incompletere databank. 
  • Natuurdata in de NDFF

    • De oprichting van de NDFF heeft de centrale verzameling en beschikbaarheid van natuurgegevens gestimuleerd. Nog niet alle databronnen delen hun gegevens met de NDFF.  Met name waarnemingen ouder dan vijftien jaar zijn vastgelegd op papier, of staan in rapportages, en zijn nog niet gearchiveerd en/of gedigitaliseerd.  
    • De snelheid waarmee databronnen in de NDFF beschikbaar komen varieert: sommige staan direct na inwinnen in de NDFF, maar bij de meeste bronnen pas na enkele dagen, maanden of zelfs een jaar.
    • De NDFF is een levende databank: continu worden nieuwe waarnemingen toegevoegd en bestaande waarnemingen verbeterd. Hierdoor kunnen de natuurdata in de NDFF wijzigen. Het kan ook dat een waarneming handmatig is gevalideerd en daardoor met enige vertraging beschikbaar komt.
    • Voor sommige soorten geldt: als er één waarneming staat, dan is een soort waarschijnlijk breder aanwezig. Zo is het verstandig om bij een geregistreerde verblijfplaats van een vleermuis in een huis (afhankelijk van de soort), ervan uit te gaan dat deze in het hele huizenblok zit.
    • De NDFF bevat waarnemingen van verplaatste, ingezaaide of aangeplante soorten buiten hun gangbare verspreidingsgebied. De aanwezigheid daarvan vraagt in het algemeen nader onderzoek tot vaststelling van de oorsprong. De oorsprong is relevant voor beleid en vergunningverlening, niet-wilde exemplaren kennen een lager beschermingsregime. Let op: het uitzetten van individuen in het wild mag alleen met een vergunning.
    • De NDFF verstrekt alleen aanwezigheidsdata, de afwezigheid van waarnemingen betekent niet dat beschermde soorten afwezig zijn. Nader (veld-)onderzoek kan noodzakelijk zijn om aanwezigheid van een soort te bevestigen of uit te sluiten.
    • De beschikbare natuurdata kunnen worden geïnterpreteerd om te komen tot een inschatting van de geleverde onderzoeksinspanning aan een soortgroep in ruimte en tijd. 
  • Bruikbaarheid van NDFF natuurdata 

    • De NDFF is onafhankelijk en heeft geen sturende rol in hoe en waar de waarnemingen worden verzameld. 
    • Natuurdata zijn voor een specifiek doel verzameld en worden in de NDFF gebundeld voor hergebruik.
    • Sommige natuurgegevens staan als ‘combinatietaxon’ in de NDFF. Dit is meestal een combinatie van twee of drie soorten. Dit gebeurt als er twijfel is tussen gelijkende soorten. De waarneming wordt taxonomisch ruimer vastgelegd op het niveau waarover zekerheid bestaat, ten koste van taxonomische nauwkeurigheid. Soms is die taxonomische nauwkeurigheid echter wel gewenst.
    • Sommige natuurgegevens staan dubbel in de NDFF, ondanks continue inspanning om dat te voorkomen. Dubbel wil zeggen: dezelfde natuurwaarneming van een waarnemer staat er meer dan één keer in. Soms in afwijkende vorm, bijvoorbeeld in ruimere datum (jaar versus dag) of locatie (kilometer-hok versus stip).
    • Sommige individuen worden door honderden mensen waargenomen en vastgelegd, de ecologische meerwaarde daarvan is nihil.
    • De weergave van de locatie van een waarneming is altijd een gebied (polygon). Dit betekent dat een soort ergens binnen dit gebied is waargenomen. In afwijking daarop kan het protocol een alternatief omschrijven, zoals dat een soort representatief voorkomt binnen de begrenzing.
    • Sommige waarnemingen staan als jaarwaarneming in de NDFF, andere waarnemingen als periode van weken of maanden. Dit kan te grof zijn voor specifieke doeleinden zoals het berekenen van verspreidingstrends.
    • De NDFF geeft informatie over wat er was aan waarnemingen, maar niet over wat er op dit moment is of in de toekomst zal zijn. Waarnemingen zijn dus geen garantie dat soorten nog aanwezig zijn.
    • Om bepaalde uitspraken te doen is het nodig dat er meerdere bezoeken zijn gedaan volgens een specifieke werkwijze. Dit geldt voor een deelverzameling van de waarnemingen met geregistreerd protocol.
    • Voor sommige uitspraken komt alleen type onderzoek van specifieke aard in aanmerking. Bijvoorbeeld dat er voldoende standaardisatie is om talrijkheid (abundantie) vast te stellen.
    • Uitspraken doen over aanwezigheid, en uitspraken over abundantie van een populatie zijn twee verschillende dingen. Voor die tweede zijn veel meer gestandaardiseerde waarnemingen nodig, met name als het gaat over trends in abundantieontwikkeling. Waarnemingen dienen representatief te zijn verdeeld over de ruimte en tijd waarover men een uitspraak wenst te doen. 
    • Als de NDFF gebruikt wordt voor uitvoering van de Wet natuurbescherming moet je weten welke taxa relevant zijn, dat er ook gebiedsbescherming is en moet je kunnen inschatten wanneer aanvullend onderzoek nodig is.
    • De NDFF levert geen kant en klare verspreidingsgegevens voor natuurbescherming en geen trends over verspreiding en aantalsontwikkeling. NDFF-data kunnen worden gebruikt voor verspreidingstrendberekeningen, mits je over de vereiste ecologische kennis en statistische technieken beschikt.

Databestanden in de NDFF

Om de NDFF goed te kunnen gebruiken is het waardevol om te weten welke datasets in de NDFF zitten. En hoe die zijn verzameld. Zo weet je of belangrijke data in de NDFF zitten, en met het inventarisatieprotocol kun je begrijpen wat je er wel en niet mee kunt. Dat geeft essentiële informatie over de waarde van stippen op de kaart. Lees meer over de datasets in de NDFF.

Meer weten over het gebruik van natuurdata uit de NDFF?

Bekijk het natuurwebinar

Deel deze pagina